Wat zijn afwijkende mondgewoonten?
Onder afwijkende mondgewoonten worden die gewoonten
verstaan die negatieve gevolgen hebben voor de
gebitsstand, het spreken en het gehoor.
Openmondgedrag, afwijkend slikken en duimzuigen zijn
afwijkende mondgewoonten.
De meeste mensen ademen door hun neus, tenzij de
neusdoorgang onvoldoende is. Er zijn verschillende
factoren die de neusdoorgang kunnen vernauwen.
Verkoudheden en allergieën zijn hier voorbeelden
van. Er wordt dan tijdelijk meer door de mond
geademd. Als dit mondademen blijft bestaan terwijl
de neus weer doorgankelijk is, wordt de neus
nauwelijks meer gebruikt en kunnen de mondspieren
verslappen. Dit heeft verschillende gevolgen.
Bij mondademen droogt de mond uit. Daardoor hoeft er
veel minder geslikt te worden. Dit heeft tot gevolg
dat de buis van Eustachius, die de neusholte met het
oor verbindt, te weinig wordt gereinigd. De kans op
oorontstekingen neemt hierdoor toe.
Een ander gevolg van mondademen is dat de tong laag
onder in de mond ligt. De tong wordt dan tussen de
tanden geperst bij het slikken. Doordat de tong
tijdens dit afwijkend slikken telkens tegen de
tanden duwt, kunnen de tanden scheef gaan staan.
De tong kan niet alleen bij het slikken, maar ook
bij het spreken tussen de tanden komen. Slissen is
dan het gevolg; het spreken wordt er onduidelijk
van.
Overigens komt afwijkend slikken ook voor als er
gewoon door de neus geademd wordt.
Een andere afwijkende mondgewoonte is het
duimzuigen. Het zuigen op een duim, vinger of speen
is normaal bij een baby en peuter, omdat zij nog een
grote zuigbehoefte hebben of omdat het veiligheid
biedt. Daarna wordt het een gewoonte. De tanden
kunnen hierdoor scheef groeien.
Wat doet de logopedist?
De logopedist kan adviseren of en wanneer
behandeling nodig is en welke therapie het meest
effectief is. Mondademen moet bij kinderen zo vroeg
mogelijk worden gestopt, omdat dit terugkerende
verkoudheden en oorontstekingen kan voorkomen. De
behandeling zal vooral gericht zijn op lipsluiting.
Er worden oefeningen gegeven die de spieren van de
tong en lippen versterken; andere oefeningen
bevorderen het ademen door de neus. Het afwijkend
slikken hoeft pas na de wisseling van de voortanden
aangepakt te worden. Soms is het wenselijk het
duimzuigen vóór de wisseling van de voortanden af te
wennen, omdat dit een nadelige invloed heeft op de
gebitsontwikkeling. Het onderzoek en de behandeling
van afwijkende mondgewoonten worden als regel
vergoed door de ziektekostenverzekeraars, na
verwijzing door huisarts of medisch specialist.
Wat zijn eet- en drinkstoornissen?
De moeilijkheden met het eten en drinken komen
doordat kinderen de spieren die nodig zijn bij het
zuigen, afhappen van een lepel, bijten, kauwen en
slikken niet onder controle hebben. Ze verslikken
zich regelmatig en spugen veel. Soms krijgen ze
daarom het eten via een sonde. Bij sondevoeding
wordt de voeding door een slangetje, meestal via de
neus, in de maag gebracht. Sondevoeding wordt bij
een baby of een jong kind gegeven als het moeite
heeft met slikken, niet kan slikken of voedsel
weigert zodat het te weinig voeding binnen krijgt of
het eten risico’s met zich mee brengt. Daar kunnen
verschillende oorzaken voor zijn. De baby is
bijvoorbeeld te vroeg geboren en heeft nog
onvoldoende kracht en uithoudingsvermogen om te
zuigen en te slikken. Daarnaast is het mogelijk dat
het slikmechanisme is verstoord door beschadiging
van mond of keel, of de besturing van het slikken
vanuit de hersenen functioneert niet goed. Dit kan
het gevolg zijn van hersenletsel opgelopen voor,
tijdens of na de geboorte. Soms kan het kind wel
slikken, maar wil dat niet, om verschillende
redenen. Ook dan kan de arts besluiten het kind met
een sonde te voeden. Gedurende de periode van
sondevoeding oefent het kind zijn mond- en
tongspieren weinig. Dit is ongunstig voor de
ontwikkeling van het zuigen, slikken, afhappen en
kauwen. Dat heeft weer een negatieve invloed op de
spraakontwikkeling: als de mond- en tongspieren niet
goed bewegen tijdens eten en drinken, is er kans op
problemen bij de vorming van spraakklanken. Bij het
spreken worden immers dezelfde spieren gebruikt als
bij eten en drinken. Voor meer informatie over eet-
en drinkstoornissen bij kinderen zie:
www.umcn.nl/patient/ (klik op ‘patiëntenfolders’,
dan ‘overigen’ en tenslotte ‘voedingsproblemen bij
kinderen’)
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de totale motoriek en
houding waarin het eten en drinken gegeven wordt.
Gelet wordt op de aan- of afwezigheid van reflexen.
Er wordt ook onderzoek gedaan naar de spierspanning
en gevoeligheid in en rond de mond. Tijdens de
logopedische behandeling wordt de eventuele
afwijkende reflexactiviteit tegengegaan, de
gevoeligheid in en rond de mond verminderd en de
spierspanning bij de mond gereguleerd. Dit heeft
onder meer tot doel het eten en drinken
gemakkelijker en plezieriger te laten verlopen,
aangepast aan de mogelijkheden van het kind.
Bovendien heeft het normaliseren van de mondmotoriek
positieve gevolgen voor andere bewegingen die met de
mond worden gedaan, zoals spreken. Bij sondevoeding
zal de logopedist, eventueel in samenwerking met
andere disciplines, proberen het kind regelmatig een
flesje of lepelvoeding te geven. Op die manier
worden de mond- en tongspieren geoefend. De
logopedist adviseert ouders en verzorgers over de
houding waarin en de wijze waarop het eten en
drinken het beste gegeven kan worden. In
samenwerking met de ouders en eventueel andere
hulpverleners wordt gezocht naar geschikte
hulpmiddelen die het eten en drinken
vergemakkelijken, bijvoorbeeld een aangepaste stoel,
lepel of beker. Het onderzoek en de behandeling van
eet- en drinkstoornissen bij kinderen worden als
regel vergoed door vrijwel elke particuliere
ziektekostenverzekeraar, mits wordt verwezen door
huisarts of medisch specialist.
Logopedische behandeling die plaatsvindt in een
instelling is bij de bedprijs inbegrepen, maakt deel
uit van het dagbehandelingstarief, of wordt als
poliklinische verrichting vergoedt door de
ziektekostenverzekeraars.
Wat zijn slikstoornissen?
De mond wordt gebruikt om te spreken, maar ook om te
eten en te drinken. Een goede samenwerking tussen
lippen, tong, kaken, gehemelte en keel is hiervoor
noodzakelijk. De mond moet bij eten en drinken
voldoende geopend en gesloten kunnen worden en het
gevoel in en rond de mond moet normaal zijn. Het
vaste voedsel wordt door de kaken vermalen en de
tong transporteert het vocht of de voedselbrok naar
de keel. Het gehemelte sluit de neusweg af. De
slikreflex zorgt dat de voedselbrok of het vocht in
de slokdarm komt. Tegelijkertijd wordt de luchtpijp
afgesloten om verslikken te voorkomen. Via de
slokdarm komt het voedsel uiteindelijk in de maag.
Na hersenletsel (bijvoorbeeld CVA, ongeval, tumor),
een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld
Parkinson, ALS) of na een operatie in het hoofd- en
halsgebied kunnen stoornissen in het slikproces
ontstaan. Daarbij loopt bijvoorbeeld speeksel of
voeding uit de mond, of het voedsel blijft in de
mond plakken. Ook kan vocht of voedsel teruggegeven
worden via de neus; of een voedselbrok blijft in de
keel hangen en kan niet goed worden doorgeslikt. Er
kan ook vocht of voedsel in de luchtpijp komen;
meestal gaat dit gepaard met hevig hoesten en
benauwdheid. Soms is het daarom noodzakelijk het
eten via een sonde toe te dienen. De gevolgen van
slikstoornissen kunnen van medische aard zijn
(bijvoorbeeld longontsteking bij vaak en ernstig
verslikken), maar ook tot sociale problemen leiden
(bijvoorbeeld bij restaurantbezoek). Voor meer
informatie over slikstoornissen zie:
www.dysfagie.nl
www.dysphagiaonline.com
Wat doet de logopedist?
De logopedist spoort met een uitgebreid
slikonderzoek de oorzaak van de slikstoornis op en
stelt vast in welke fase van het slikproces de
stoornis plaatsvindt. Het logopedisch onderzoek kan
worden uitgebreid met een onderzoek door een
kno-arts en/of een radioloog . Gedurende de
behandeling verbetert de logopedist de verschillende
bewegingen in het slikproces; vele oefeningen voor
tong, lippen en gehemelte zijn hiervoor beschikbaar.
Ook het slikken zelf wordt getraind. Hierbij wordt
advies gegeven over bijvoorbeeld de samenstelling
van het voedsel, de manier waarop het wordt
aangeboden of toegediend, de beste houding waarin
geslikt kan worden en over aanpassingen in eet- en
drinkgerei en bestek. De resultaten van de
slikbehandeling zijn in grote mate afhankelijk van
de ernst en aard van de stoornis. Er kunnen
beperkingen blijven bestaan, waardoor bijvoorbeeld
een bepaalde voedselbereiding noodzakelijk blijft of
bepaalde voedingsmiddelen niet meer geslikt kunnen
worden. Het onderzoek en de behandeling van
slikstoornissen worden als regel vergoed door de
ziektekostenverzekeraars, na verwijzing door
huisarts of medisch specialist.
Wat is psychomotore retardatie?
Psychomotoriek is een verzamelnaam voor alle
bewegingen die de psychische gesteldheid uitdrukken.
Dit zijn gebaren, de gelaatsuitdrukking, de manier
van bewegen en de manier waarop iemand spreekt. Soms
verloopt de ontwikkeling van de psychomotoriek
vertraagd; we spreken dan van psychomotore
retardatie. De diagnose wordt vaak op zeer jonge
leeftijd gesteld bij kinderen die zowel een
lichamelijke als een geestelijke achterstand in de
ontwikkeling hebben. Bij psychomotore retardatie
kunnen verschillende problemen ontstaan. Door
verstoorde mondbewegingen kunnen zich problemen
voordoen met eten en drinken. Het kind kan
bijvoorbeeld niet afbijten of kauwen, en drinken uit
een beker is vaak moeilijk. Problemen met de spraak-
en taalontwikkeling kunnen inhouden dat het kind de
behoefte heeft om iets te vertellen, maar de woorden
niet kent. Soms begrijpt het kind niet wat er in
zijn omgeving gebeurt en wat er gezegd wordt. Soms
praat het kind wel, maar is het onverstaanbaar.
Ouders herkennen dan wel bepaalde klankcombinaties
die het kind steeds herhaalt in bepaalde situaties.
En soms kan het kind alleen met gelaatsuitdrukkingen
iets aan de omgeving duidelijk maken. Als deze
problemen niet tijdig onderkend worden, kunnen er
gedragsproblemen en/of emotionele problemen
ontstaan. Het is dus belangrijk zo vroeg mogelijk
deskundige hulp in te roepen.
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de mondbewegingen, de
manier waarop gegeten en gedronken wordt, de spraak-
en taalontwikkeling en de communicatiemogelijkheden,
dat wil zeggen de manier waarop het kind contact
maakt. Aan de hand van dit onderzoek begeleidt de
logopedist zowel het kind als de ouders. Het oefenen
van de mondbewegingen en van de spraak kunnen
hiertoe behoren, evenals het stimuleren van de
taalontwikkeling van het kind. Maar ook het geven
van adviezen aan de ouders om bijvoorbeeld het eten
en drinken zo goed mogelijk te laten verlopen horen
erbij. Het resultaat van logopedische therapie is
dat eet- en drinkproblemen verminderen of verdwijnen
en dat het kind zich kan uiten met de mogelijkheden
die het heeft. Kinderen met de diagnose psychomotore
retardatie komen vaak terecht in het speciaal
onderwijs of gaan naar een kinderdagverblijf, waar
meestal een logopedist aanwezig is.
Het onderzoek en de behandeling van psychomotore
retardatie worden als regel vergoed door de
ziektekostenverzekeraars, na verwijzing door
huisarts of medisch specialist.
<< Klik hier om terug te
gaan naar het overzicht van de andere stoornissen
|