Veel
mensen denken dat de logopedist alleen
spraakstoornissen behandelt. Zoals u onder het kopje
“Stoornissen” kunt zien, is dit absoluut niet het
geval! Wij zien veel kinderen en ook volwassenen die
op wat voor manier dan ook problemen hebben met de
spraak, ofwel articulatie. Hieronder vindt u de
problemen die bij mij in de praktijk onderzocht en
behandeld worden.
Het onderzoek en de behandeling van een
spraakstoornis worden vergoed door de
ziektekostenverzekeraars, na verwijzing door
huisarts of medisch specialist.
Vertraagde spraakontwikkeling
Men spreekt van een vertraagde spraakontwikkeling
als de spraak van het kind duidelijk achterblijft
bij die van leeftijdgenootjes.
Jonge kinderen spreken de woorden meestal onvolledig
uit. Bijvoorbeeld ‘toe’ voor ‘stoel’ of ‘ba’ voor
‘bal’. Sommige kinderen blijven langer dan normaal
uitspraakfouten maken. Dit kan de verstaanbaarheid
zodanig beïnvloeden dat het kind zich soms niet
duidelijk kan maken. U kunt er van uitgaan dat een
kind bij een normale ontwikkeling rond de leeftijd
van vijf jaar de meeste klanken goed kan uitspreken.
Een vertraagde spraakontwikkeling gaat vaak samen
met een vertraagde taalontwikkeling maar dit is
zeker niet altijd zo. Soms is de oorzaak van de
slechte verstaanbaarheid een verbale
ontwikkelingsdyspraxie.
Een vertraagde spraakontwikkeling kan op
verschillende manieren veroorzaakt worden. Er zijn
bijvoorbeeld afwijkingen in tong, lippen en/of
gehemelte. Neurologische letsels, een verminderd
gehoor of een verstandelijke handicap kunnen de
spraakontwikkeling belemmeren. Het gebeurt vaak dat
er geen duidelijke oorzaak gevonden wordt voor de
vertraagde spraakontwikkeling.
Gewoonlijk zijn het de ouders of verzorgers die zich
op een bepaald moment ongerust maken over het
spreken van hun kind; advies van een logopedist is
dan zeker op zijn plaats. Als het kind zich gaat
terugtrekken omdat het niet begrepen wordt, moet
eveneens deskundige hulp ingeroepen worden.
Wat doet de logopedist?
De logopedist zal nagaan welke stoornissen het
spreken van het kind beïnvloeden. Soms is daarnaast
verder onderzoek door een medisch specialist nodig
(bijvoorbeeld een KNO-arts). De logopedische
behandeling kan indirect of direct zijn.
Bij een indirecte therapie instrueert en begeleidt
de logopedist de ouders of verzorgers in de manier
waarop ze het kind bij het spreken kunnen
stimuleren.
Bij de directe logopedische behandeling staat de
wisselwerking tussen kind en logopedist centraal. De
logopedist heeft verschillende methodes ter
beschikking waarbij op een speelse manier met het
kind wordt geoefend. Er worden luisteroefeningen
gedaan waarbij het kind leert minimale verschillen
tussen woorden te onderscheiden. Het zelf correct
uitspreken van voor het kind moeilijke klanken en
klankcombinaties wordt eveneens geoefend. Vaak
krijgt het kind oefeningen mee die het thuis kan
herhalen. Een vertraagde spraakontwikkeling kan goed
behandeld worden; het resultaat hangt onder andere
af van de oorzaak.
Verbale ontwikkelingsdyspraxie
Bij sommige kinderen komt het leren praten maar niet
of moeizaam op gang. Eén van de oorzaken van het
niet of verkeerd spreken kan een verbale
ontwikkelingsdyspraxie zijn. Dit is een
spraakstoornis die te maken heeft met de beweging:
de mond wil niet op de juiste manier bewegen. Het
kind heeft problemen met het programmeren, afstemmen
en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor
het spreken. Door deze stoornis zijn de klanken die
het kind maakt soms onherkenbaar of ze komen in het
woord op de verkeerde plaats terecht. Het komt voor
dat het kind de klank wel in het ene woord kan maken
en niet in het andere. Het kan zelfs zo zijn dat een
klank of woord niet uitgesproken kan worden, terwijl
het op een ander moment wel lukte. Ook andere
activiteiten van de mond kunnen problemen geven
zoals eten, drinken, blazen en zuigen.
Het niet of slecht spreken leidt tot problemen in de
communicatie: het kind kan niet duidelijk maken wat
het wil en wordt niet begrepen door zijn omgeving.
Kinderen met deze problemen hebben deskundige hulp
nodig, want het gaat om een stoornis die zich niet
vanzelf herstelt.
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de spraak en de
mondmotoriek van het kind, observeert het eten en
drinken en stelt een diagnose. Nader onderzoek door
een medisch specialist kan nodig zijn.
De logopedische therapie is gericht op het leren
aansturen van de spraakbewegingen. Er wordt geoefend
om bewegingen van de tong, lippen, kaken en het
gehemelte nauwkeurig te maken. Op een speelse manier
worden spraakklanken apart geoefend, gekoppeld aan
symbolen en/of gebaren. De oefeningen worden steeds
moeilijker: eerst dezelfde klank achterelkaar
oefenen, dan afgewisseld met een andere klank, dan
meer dan twee klanken afwisselen enzovoorts. Het
kind wordt hierdoor vaardiger in het sturen van de
bewegingen van de mond. Dit lukt niet met een paar
keer oefenen, maar vereist een geregelde en
consequente training, ook thuis.
De duur en resultaten van de logopedische therapie
zijn afhankelijk van de ernst van de
uitspraakproblemen en van het tijdstip waarop de
therapie begonnen is. De therapie kan al op zeer
jonge leeftijd (twee a drie jaar) starten.
Slissen en lispelen
Bij slissen of lispelen wordt de /s/ verkeerd
uitgesproken. Door te slappe tongspieren of te
weinig beheersing van de tongmotoriek klinkt de /s/
onzuiver. In ernstige gevallen wordt het spreken
hierdoor slecht verstaanbaar en soms als zeer
storend ervaren. Sociaal gezien kan zo'n foute /s/
tot gevolg hebben dat een kind er in de klas mee
geplaagd wordt. Volwassenen kunnen problemen
verwachten als zij een spreekberoep kiezen.
Slissen kan op verschillende manieren veroorzaakt
worden. De tong wordt bijvoorbeeld naar voren tussen
de tanden geduwd waardoor een onzuivere /s/ wordt
gehoord. Soms wordt ook bij andere klanken de tong
naar voren geduwd, zoals de /t/ en de /d/.
De tong kan zijwaarts breed tussen de zijtanden of
kiezen worden geschoven. Ook dan ontstaat een
onzuiver /s/-geluid. Kinderen of volwassenen met een
open beet, bij wie er te veel ruimte is tussen de
onder- en boventanden, zullen hun tong vaak tussen
de opening van de tanden duwen, waardoor een
foutieve /s/ wordt gehoord. Als de /s/ verkeerd
wordt uitgesproken, zijn andere klanken, zoals de
/z/, /sj/ en /zj/, vaak ook fout.
Slissen en lispelen gaan vaak samen met afwijkende
mondgewoonten. Door het slissen of lispelen kan de
stand van het gebit beïnvloed worden. De tong duwt,
door de voorwaartse of zijwaartse bewegingen de
tanden uit elkaar waardoor bijvoorbeeld een open
beet ontstaat. Gebitscorrectie heeft in zo’n geval
alleen effect als ook het slissen en de eventuele
afwijkende mondgewoonten worden afgeleerd. Slissen
of lispelen ontstaat meestal tijdens de
spraakontwikkeling, maar kan op alle leeftijden
voorkomen.
Wat doet de logopedist?
De logopedist gaat na wat de oorzaak van het slissen
is. Het onderscheid tussen een goede en een foute
/s/ wordt aangeleerd; hierbij worden het luisteren,
kijken en voelen ingeschakeld. Met
mondmotoriekoefeningen worden de spieren in de mond
versterkt en men leert de tong op de juiste wijze te
gebruiken.
Eerst wordt geleerd alleen de /s/ goed uit te
spreken, daarna volgt de /s/ in lettergrepen,
woorden en zinnen. Tenslotte moet de goede uitspraak
gebruikt worden in het gewone spreken. Het resultaat
van de behandeling hangt af van de oorzaak van het
slissen en van factoren als leeftijd, motivatie en
inzet.
Nasaliteitsstoornis
Men spreekt van een nasaliteitsstoornis of
neusspraak wanneer de resonantie (de klank) van de
spraak afwijkend is: de spraak klinkt te veel of
juist te weinig door de neus.
Tijdens het spreken moeten de meeste klanken door de
mond worden gevormd. Het zachte gehemelte wordt
hierbij opgetrokken. Hierdoor wordt de mondholte aan
de achterzijde afgesloten, zodat er geen lucht door
de neus ontsnapt. Slechts bij drie spraakklanken, de
/m/, /n/ en /ng/, is er geen afsluiting nodig, zodat
deze klanken door de neus klinken. Door de werking
van het zachte gehemelte kan dus een onderscheid
gemaakt worden tussen door de mond gevormde en door
de neus gevormde klanken.
Nasaliteitsstoornissen zijn in drie soorten te
onderscheiden:
Allereerst is er de open neusspraak. Deze is het
meest storend voor de verstaanbaarheid. Tijdens het
spreken ontsnapt teveel lucht via de neus bij de
klanken die door de mond gevormd worden. De oorzaak
van open neusspraak kan een aangeboren lip-, kaak-
en/of gehemeltespleet (schisis) zijn. Andere
oorzaken zijn een aangeboren te kort gehemelte,
verlamming van de spieren van het zachte gehemelte
(na een hersenbloeding bijvoorbeeld) of verminderde
spierkracht in het gehemelte (zoals bij multiple
sclerose en de ziekte van Parkinson). Soms is
gewoontevorming de oorzaak van de gestoorde
nasaliteit, zoals kan gebeuren na verwijdering van
de neusamandel.
Vervolgens is er de gesloten neusspraak: de spraak
klinkt verstopt. De oorzaak kan een scheef
neustussenschot zijn, maar ook kunnen één of meer
neuspoliepen, een vergrote neusamandel of gezwollen
neusslijmvliezen voor te weinig resonantie door de
neus zorgen.
Tenslotte kan er een combinatie van beide vormen
voorkomen: de gemengde neusspraak. De KNO-arts stelt
de diagnose.
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de mate van de
nasaliteitsstoornis en de invloed daarvan op de
verstaanbaarheid. Het nut van een logopedische
behandeling is afhankelijk van de oorzaak. In
sommige gevallen moet eerst medisch of chirurgisch
ingegrepen worden, voordat de logopedische
behandeling kan beginnen. Ook het resultaat van de
logopedische behandeling is hiervan afhankelijk.
Bij open neusspraak zal de behandeling bestaan uit
oefeningen om de gehemeltespieren te activeren en
een energieke uitspraak aan te leren. Bij gesloten
neusspraak zal het accent liggen op het beter leren
gebruiken van de neusweg. De behandeling van de
gemengde neusspraak bestaat uit een combinatie. In
alle gevallen wordt op een systematische manier het
spraakgedrag veranderd.
Stotteren
Stotteren is een spraakstoornis waarbij de
spraakbeweging niet vloeiend verloopt. Klanken of
lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms
worden ze er met veel spanning uit geperst.
Daarnaast kunnen zich begeleidende symptomen
voordoen. Voorbeelden zijn: meebewegingen in het
gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de
adem, transpireren en spanning. Naast deze zichtbare
en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen
symptomen. Vermijden van situaties, bepaalde woorden
of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en
angst om te spreken zijn hier voorbeelden van.
Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren.
Over de oorzaak van stotteren zijn in de loop der
tijd verschillende theorieën beschreven. Vroeger
dacht men dat stotteren vooral aangeleerd gedrag
was. Tegenwoordig wordt stotteren gezien als een
aanleg tot ontregeling van de spraakmotorische
processen. Dit zijn ademhaling, stemgeving en
articulatie. Emoties en gedachten rond het spreken,
alsook omgevingsfactoren zijn hierop van invloed.
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee
en zeven jaar, maar het kan zich ook op latere
leeftijd, bijvoorbeeld tijdens de puberteit,
ontwikkelen.
Bij een grote groep kinderen gaat stotteren vanzelf
over, maar bij sommige kinderen is behandeling door
een logopedist of stottertherapeut nodig. Het is dan
belangrijk om snel met therapie te beginnen. Dit
verhoogt de kans op herstel.
Met de Screenings Lijst voor Stotteren (SLS) kan
worden onderzocht of verwijzing naar een logopedist
geïndiceerd is. Voor meer informatie over stotteren
en voor het online invullen van deze
screeningstlijst zie
www.stotteren.nl.
Wat doet de logopedist?
De logopedist zal een onderzoek doen naar het
stotteren. Zijn er problemen op het gebied van de
spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren,
omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan
wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in
welke fase het stotteren is. Bij het opstellen van
het behandelprogramma zal rekening gehouden worden
met de fase waarin het stotteren zich ontwikkeld
heeft.
Bij kinderen worden de ouders/verzorgers en vaak ook
het gezin bij de behandeling betrokken. Soms bestaat
de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de
omgeving van het kind voorlichting en adviezen
krijgt. Het kind kan ook zelf direct behandeld
worden, maar niet zonder medewerking van zijn
omgeving.
Bij ouderen bij wie het stotteren zich al verder
ontwikkeld heeft richt de behandeling zich op de
factoren die van invloed zijn op het totale
stotterprobleem: emoties, gedachten en omgeving.
Wanneer deze niet zoveel invloed hebben op het
stotterprobleem, wordt het accent van de behandeling
meer verschoven naar vloeiendheidstraining. Hierbij
kan gedacht worden aan vertraging van het
spreektempo, het aanleren van spraaktechnische
vaardigheden, waarbij gebruik gemaakt wordt van
ademoefeningen en ontspanningsoefeningen.
Broddelen
Broddelen is een stoornis in het spreken, die zich
uit als een niet-vloeiende of aritmische, moeilijk
verstaanbare spraak. Opvallend zijn een slappe
uitspraak en een hoog spreektempo, het ineenschuiven
van woorden (bijvoorbeeld ‘tevisie’ in plaats van
'televisie'), stopwoordjes, snelle woordherhalingen
en klankherhalingen, en moeilijkheden met het
formuleren van gedachten, ook schriftelijk.
Broddelen kan samen gaan met hyperactiviteit en een
slechte concentratie, dit hoeft echter niet. De
luisteraar zal de persoon die broddelt vaak slecht
verstaan en reageren met: "Wat zeg je?". De spreker
merkt wel dat er iets mis is met zijn spreken, maar
hij weet niet precies wat.
Broddelen is als een stoornis in de communicatie te
beschouwen. Doordat er bij broddelen herhalingen van
woorden en klanken zijn, lijkt het soms op
stotteren. Een duidelijk verschil met stotteren is
dat de broddelaar niet opmerkt dat zijn spreken
herhalingen en onduidelijkheden vertoont en de
stotteraar meestal wel.
De oorzaak van broddelen is terug te voeren op een
onvoldoende rijping van het centraal zenuwstelsel.
De spraak- en taalontwikkeling verloopt daardoor
niet evenwichtig. De volle omvang van het probleem
wordt pas duidelijk rond de zevenjarige leeftijd,
als de periode van de spraak- en taalontwikkeling
voltooid is.
Op latere leeftijd kan broddelen het carrièrepatroon
nadelig beïnvloeden, wanneer hogere eisen aan de
spreekvaardigheid gesteld worden.
Wat doet de logopedist?
Bij kinderen kan de logopedische behandeling in
overleg en in samenwerking met bijvoorbeeld een
remedial teacher geboden worden. Dit zal vooral
gebeuren bij zogenaamde risicokinderen: kinderen bij
wie een late of vertraagde spraakontwikkeling wordt
geconstateerd en bij wie broddelen in de familie
voorkomt. Ook kinderen met lees- en
spellingproblemen kunnen hierbij horen.
Bij (jong)volwassenen richt de behandeling zich
vooral op bewustwording van de eigen spraak,
uitspraaktraining, training in correct formuleren en
ritme- en intonatietraining. Het resultaat van de
behandeling hangt, naast de ernst van het broddelen,
af van doorzettingsvermogen, concentratievermogen en
motivatie.
Dysartrie
Dysartrie is een spraakstoornis die wordt
veroorzaakt door een beschadiging van het
zenuwstelsel. Hierdoor werken spieren die nodig zijn
voor de ademing, de stemgeving en de uitspraak
onvoldoende. Oorzaken van dysartrie zijn
bijvoorbeeld een beroerte (CVA), een hersentumor,
een ongeval, een spierziekte, A.L.S. of een
neurologische aandoening (zoals de ziekte van
Parkinson). Deze aandoeningen zullen voornamelijk
oudere mensen treffen, maar ook bij jongeren kan een
dysartrie ontstaan.
De communicatie bij mensen met dysartrie is
gestoord, omdat ze moeilijk te verstaan zijn. Dit
kan komen door een onduidelijke uitspraak, een te
zachte en/of hese stem, en eentonig of nasaal (door
de neus) spreken of een combinatie hiervan. Bij
dysartrie ten gevolge van een CVA is er vaak sprake
van een verlamming aan één kant van het aangezicht,
waardoor de mimiek verandert. Tevens kan hierdoor
speekselverlies optreden. Er kunnen slikproblemen
optreden, zie slikproblemen bij volwassenen.
Wat doet de logopedist?
De logopedist zal onderzoek doen naar het gevoel en
het functioneren van de spieren in het gezicht. Ook
wordt de stem en de verstaanbaarheid beoordeeld. De
behandeling zal er op gericht zijn de
verstaanbaarheid te verbeteren. De patiënt wordt
geleerd optimaal gebruik te maken van zijn
mogelijkheden.
In het algemeen wordt vanuit een juiste,
symmetrische lichaamshouding aandacht besteed aan de
mondmotoriek (zowel van belang bij het eten en
drinken als bij het spreken), de uitspraak, de
ademing en de stemgeving. Er worden adviezen gegeven
aan de patiënt en zijn directe omgeving. De
resultaten van de behandeling zijn mede afhankelijk
van de ernst en de aard van de ziekte of aandoening.
Als blijkt dat de patiënt ook met logopedische
behandeling niet tot verstaanbaar spreken komt, zal
de logopedist met de patiënt een geschikt
communicatiemiddel zoeken. Dit kan een gebaren- of
tekensysteem zijn of een elektronisch
communicatiehulpmiddel.
Logopedische problemen bij de ziekte van Parkinson
De ziekte van Parkinson is een neurologische
aandoening waarbij bewegingsstoornissen optreden. De
meest opvallende verschijnselen zijn beven (tremor),
spierstijfheid en bewegingstraagheid. De ziekte kent
een progressief verloop en is niet te genezen.
Naast de bewegingsstoornissen in een of beide
lichaamshelften kan ook het spreken aangedaan zijn.
Zo doen zich problemen voor in de coördinatie van de
adem. De stem wordt zachter. Door stijve
gelaatsspieren verslechtert de uitspraak en wordt de
mimiek minder duidelijk. Het spreken klinkt vaak
monotoon en vlak. Ook is het moeilijk om steeds in
hetzelfde tempo te blijven spreken: het tempo wordt
steeds hoger en daardoor vermindert de
verstaanbaarheid. De verstaanbaarheid is bovendien
erg wisselend. Dit leidt tot problemen in de
communicatie.
Ook eten en drinken kunnen problemen opleveren. Het
kauwen wordt minder krachtig en de patiënt verslikt
zich vaker, vooral bij drinken. Ook overtollig
speeksel wordt niet automatisch weggeslikt. Samen
met een minder krachtige mondsluiting kan hierdoor
speekselverlies optreden.
Voor meer informatie, zie
www.parkinson-vereniging.nl.
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt welke beperkingen er zijn
op het gebied van de adem, stem, articulatie
(uitspraak), eten en drinken. De resultaten van het
onderzoek worden besproken met de patiënt en
eventueel familie. In overleg met de patiënt wordt
een behandelplan opgesteld. Doel van de behandeling
is meestal het verbeteren van de communicatie en de
verstaanbaarheid. Hiertoe worden de adem, de
stemgeving, de articulatie en het tempo geoefend. Er
worden adviezen gegeven om het eten en drinken te
vergemakkelijken. Wanneer nodig wordt advies gegeven
aan de patiënt, zijn familie en/of verzorgers om zo
goed mogelijk om te gaan met de
communicatieproblemen.
Wanneer verbetering niet meer mogelijk is, kan de
logopedist adviseren en begeleiding geven bij de
keuze van hulpmiddelen zoals aangepast bestek of
drinkgerei en ondersteunende
communicatiehulpmiddelen.
Logopedische stoornissen bij A.L.S. (Amyotrofische
Lateraal Sclerose)
Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS) is een
aandoening, waarbij de zenuwcellen en zenuwbanen
aangetast worden. Daardoor kunnen de spieren niet
meer gevoed en in werking gesteld worden en het
gevolg is (ernstige) spierzwakte. De ziekte kent een
progressief verloop en is niet te genezen. ALS komt
meer bij mannen dan bij vrouwen voor.
ALS kan zich in drie vormen openbaren, die al of
niet tegelijk kunnen voorkomen. Men spreekt van het
armtype, waarbij de eerste symptomen van spierzwakte
zich laten zien in een hand. Hierdoor worden fijne
vingerbewegingen als schrijven of het dichtmaken van
knoopjes onmogelijk. Bij het beentype begint de
spierzwakte in een been, waardoor onder andere
traplopen bemoeilijkt wordt. Bij het derde type, het
zogenaamde bulbaire type, zijn vooral de spieren van
de tong en de keel betrokken. Dit leidt tot
problemen met spreken (slappe tong, zwakke stem),
moeite met slikken en kauwen en tenslotte tot
ademhalingsstoornissen.
De volgorde waarin de ziekte zich openbaart kan
verschillen, maar uiteindelijk zullen bij alle typen
vrijwel alle spierfuncties achteruitgaan. ALS tast
het verstand niet aan en ook het horen, zien,
voelen, proeven en ruiken blijven doorgaans intact.
Hoe de ziekte ontstaat is nog niet bekend; er wordt
veel onderzoek gedaan naar de oorzaak en mogelijke
geneeswijze van ALS. Voor meer informatie over ALS
zie:
www.stichting-als.nl of
www.vsn.nl.
Wat doet de logopedist?
Via de huisarts of medisch specialist, bijvoorbeeld
neuroloog, wordt een patiënt naar een logopedist
verwezen. De logopedist zal onderzoek doen naar de
problemen met betrekking tot het spreken, kauwen,
slikken en ademen en de ontstane beperkingen. Het
functioneren van de spieren in het hoofd/halsgebied
wordt onderzocht en de verstaanbaarheid wordt
beoordeeld.
De behandeling zal onder andere erop gericht zijn de
communicatie zo goed mogelijk te waarborgen
gedurende het hele ziekteproces. Hiervoor kunnen
oefeningen gegeven worden die erop gericht zijn de
restmogelijkheden op het gebied van stem en spraak
zo goed mogelijk te gebruiken. De patiënt en zijn
directe omgeving krijgen adviezen en worden
begeleid, ook wanneer een hulpmiddel ter
ondersteuning van de communicatie nodig is. Bij
slik- en kauwproblemen zal de logopedist proberen de
gevolgen zo beperkt mogelijk te houden. Hetzelfde
geldt voor ademproblemen.
<< Klik hier om terug te
gaan naar het overzicht van de andere stoornissen
|